The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


GAROEDA POERAANA

HOOFDSTUK HONDERDDERTIEN

Brihaspati’s nietisaara

De soeta zei:
1. Men moet een bekwame dienaar aanstellen en niet een onbekwame. Alle goede eigenschappen kunnen worden gevonden in een wijze en alle fouten in een dwaas.

2. Men moet altijd omgaan met goede mensen en verwijlen in hun gezelschap. Discussies en vriendschap moeten altijd worden aangegaan met goede mensen en niet met boosaardige.

3. Zelfs in een gevangenis moet men alleen omgaan met de verstandige, de nederige, de deugdzame en de waarheidlievende en niet met de boosaardige.

4. Door alle onafgewerkte taken tot een goed einde te brengen, wordt men welvarend. Men moet er een punt van maken alle onafgewerkte taken af te werken.

5. Zoals de honingbij honing zuigt, maar niet de val van de bloem veroorzaakt, zo ook moet de koning inkomsten innen van het rijk zonder het schade toe te brengen. De herder laat iets van de melk voor het kalf en melkt de rest. Zo moet ook de koning de aarde melken, maar meer dan genoeg overlaten voor de kalveren (de onderdanen).

6. Zoals de honingbij honing verzamelt van een groot aantal bloemen, zo moet ook de koning rijkdom vergaren door een beetje te nemen van iedereen.

7. Een mierennest, honing, de maan in de heldere helft en aalmoezen nemen beetje bij beetje toe.

8. Merkend dat oogwater en inkt na een tijd op zijn al wordt er elke dag maar een beetje van gebruikt en dat het mierennest dag na dag floreert, mag men zijn tijd niet verliezen, maar er omzichtig mee omspringen. Men moet zich bezighouden met liefdadigheid en zelfstudie.

9. Een gemeen en wellustig man vindt honderden hindernissen op zijn pad, zelfs in een woud; maar als hij zijn vijf zinnen beheerst, kan hij zelfs in zijn eigen huis versterving beoefenen. Wie vrij van passie is en verdiept in activiteiten die niet laakbaar zijn, kan van zijn eigen huis een kluizenaarshut maken.

10. Deugd wordt beschermd door waarheid, kennis door meer studie, een pot door hem geregeld schoon te maken en een familie door goed gedrag.

11. Het is beter in het Vindhya-woud te verblijven, te sterven zonder te hebben gegeten, te slapen op een plaats die vergeven is van slangen of in een put te vallen dan te zeggen: “Alstublieft, een aalmoes!” of geld te bedelen bij zijn eigen verwanten.

12. Rijkdom vergaat als het lot vergaat en niet door het genieten; als verdienste werd verworven, zal rijkdom nooit vergaan.

13. Kennis is een sieraad voor een brahmaan; een koning is een verfraaier van de wereld; de maan is een sieraad van de hemel; goed gedrag is een sieraad voor iedereen.

14. Bhiema, Arjoena en anderen werden geboren als prinsen; ze waren aantrekkelijk en verrukkelijk als de maan; ze waren moedig, waarheidlievend, stralend als de zon en ze werden welgemeend beschermd door Heer Krishna. Ook zij moesten lijden onder invloed van kwade planeten; ze moesten aalmoezen bedelen; als het lot vijandig is, wie is dan tot wat dan ook in staat? De stroom van vorige activiteiten werpt iedereen in het rond.

15. Gebogen zij voor Karma. Het dwong Brahmaa te werken als een pottenbakker in de ingewanden van het heelal, het stortte Vishnoe in het leed van tien incarnaties, het deed Roedra aalmoezen bedelen met een schedel in zijn handen en het doet de zon rond en rond gaan in de hemel.

16. De schenker was koning Bali, de ontvanger Heer Vishnoe; de gift bestond uit de hele aarde en ook dat in de aanwezigheid van geleerde brahmanen. Wat kreeg hij ervoor terug? Slechts gebondenheid. O Lot, gebogen zij voor u, die werkt zoals het u zint.

17. De moeder is de godin Lakshmie zelf; de vader is Heer Vishnoe; als de zoon (Kaama, lust) een verwrongen geest heeft, wie moet daarvoor dan worden bestraft?

18. De mens geniet maar de vruchten van zijn vorige daden; wat hij ook deed in vorige levens heeft nu zijn gevolgen.

19. Het geluk wordt door hem genoten; ook de zorg wordt door hem gevoeld; zelfs de moederschoot die door hem wordt uitgekozen is in overeenstemming met zijn daden in vorige levens.

20. Een man kan nooit de daad loslaten die door hem werd gesteld al probeert hij het hoog in de hemel of diep in de zee of boven op een berg, of hij nu door zijn moeder op haar hoofd wordt genomen of op haar schoot gezet.

21. Zelfs Raavana verging in de handen van de Tijd, al stond zijn paleis op de berg Trikoeta, al was zijn vesting de oceaan zelf, al had hij Raakshasas als soldaten, al waren zijn handelingen van de hoogste orde en al werden hem de Shaastras (Schriften) voorgedragen door Oeshanas.

22. Alles gebeurt op de leeftijd, in de tijd, op de dag, de nacht, het uur of het ogenblik zoals op voorhand bevolen; niet andersom.

23. Of de mensen nu opstijgen in de lucht of afdalen in de onderwereld of ze nu alle windstreken doorkruisen, ze zullen niet verkrijgen wat niet door Karma wordt gegeven.

24. Geleerdheid uit vervlogen dagen, geld dat werd overhandigd als een gift en voordien gestelde daden, deze lopen voor iemand uit al gaat hij nog zo snel.

25. Handelingen alleen hebben gevolgen. Zie Jaanakie (Sietaa) wier huwelijk werd ingezegend toen de sterren en planeten in de ascendant stonden en het voorspoedige uur was vastgesteld door de wijze Vasishtha zelf, ook zij moest tegenspoed ondergaan.

26. Voorspoedige tekens, karakteristieke kenmerken zijn van geen tel als Karma voor conflicten zorgt; want Raama die sterk gespierde kuiten had, Lakshmana die zo snel was als de wind en Sietaa die dik glanzend haar had, moesten allen heel wat lijden ondergaan.

27-28. De zoon met pinda-daana (gift van rijstballen voor de overleden voorouders) en andere riten noch de vader met verscheidene riten voor het welzijn van de zoon kunnen de tegenstrijdige invloed van Karma afwenden. In de fysieke lichamen die werden geboren als gevolg van Karma verschijnen verscheidene lichamelijke en geestelijke kwalen in snelle opvolging zoals de pijlen afgeschoten door een bekwame boogschutter. Een moedig man moet dan ook de dingen zien in het licht van de Shaastrische geboden en niet andersom.

29. In elke geboorte oogst een mens de vruchten van zijn vorige verdiensten en tekortkomingen in de respectieve leeftijden van kindsheid, jeugd, volwassenheid of ouderdom waarin de daden werden gesteld.

30. Zoals een sterke wind een boot voort blaast, zo sleept Karma een mens mee tegen zijn wil, zelfs uit een vreemd land naar de plaats waar hij de vruchten moet plukken.

31. Een mens krijgt wat voorbestemd is. Zelfs een god kan dit niet tegenhouden. Ik jammer dan ook niet over gebeurtenissen en word er ook niet door verrast.

32. Een slang die wordt opgejaagd vlucht in een put, een olifant naar de paal waaraan hij gewoonlijk wordt vastgemaakt, een muis in haar hol, maar wie kan vluchten voor Karma dat sneller is dan al deze?

33. Een goed geassimileerde kennis vermindert nooit; ze vermeerdert als ze wordt doorgegeven aan anderen, zoals water in een bron toeneemt als eruit wordt geput.

34. Rijkdommen die werden verworven op een deugdzame wijze worden stabiel; ze floreren nog meer met deugd. Als ge u dus toelegt op het verwerven van rijkdommen onthoud dit en zoek de deugd. Ge wordt zodoende groot in de wereld.

35. Niemand wordt ellendig als hij, de deugd zoekend, dezelfde beproevingen ondergaat als een arm man die voedsel zoekt.

36. Onder alle zuiverheden is zuiverheid van voedsel best van al. Als een man zich onzuiverheid op de hals haalt door ongezond voedsel te nuttigen, kan hij niet worden gezuiverd met klei of water of enig ander zuiveringsmiddel.

37. Er zijn vijf zuiveringsmiddelen: waarheidszin, een zuivere geest, beheersing van de zintuigen, sympathie voor alle levende wezens en water, de vijfde van de reeks.

38. Hij die waarheidlievend en zuiver is, vindt gemakkelijk de weg naar de hemel. Zuiverheid is zelfs beter dan het paardenoffer.

39. Een man die verdorven van daden is, wiens geweten verdoofd is door kwade gedachten, kan niet worden gezuiverd met honderden klompen klei of honderden kruiken water.

40. Wie zijn handen en voeten zuiver houdt, zijn geest volmaakt onder controle heeft en geleerdheid, versterving en faam verwerft, oogst de vruchten van een bedevaart.

41. De kenmerken van een heilig man zijn dat hij niet is opgetogen wanneer hij wordt geëerd, dat hij niet woedend wordt wanneer hij wordt gekleineerd, dat hij in toorn geen harde woorden spreekt.

42. Niemand voelt zich in het begin voldaan bij het horen van goede raad op de juiste tijd van een arm man, al is die intelligent en zoet van taal.

43. Wat niet is voorbestemd kunnen mensen nooit verwerven met mantras, kracht, moed, intellect of mannelijkheid. Wat valt er te betreuren?

44. Ik heb iets ongevraagd verworven. Wanneer ik het terugzond, keerde het terug vanwaar het kwam. Wat valt er te betreuren?

45. Tijdens de nacht troepen vogels samen in een boom voor rust. In de morgen vliegen ze weg in verschillende richtingen. Wat valt er te betreuren?

46. Allen hebben dezelfde bestemming. Allen gaan daarheen. Als iemand onder hen sneller gaat wat valt er dan te betreuren?

47. O Shaunaka, levende wezens komen uit het ongemanifesteerde; bij hun dood lossen ze zich op in het ongemanifesteerde. Daartussen blijven ze gemanifesteerd. Wat valt er te betreuren?

48. Als het ogenblik van zijn dood nog niet is gekomen, sterft niemand zelfs niet al wordt hij doorboord door honderd pijlen. Als het wel is gekomen, komt hij zelfs om door een prik van een sprietje koeshagras (insectenwerend gras gebruikt om op te zitten).

49. Een mens krijgt slechts de dingen waartoe hij is voorbestemd; hij gaat naar de plaatsen waar hij moet gaan (gedwongen door Karma) en of het nu plezier of lijden is, hij krijgt slechts wat hem toekomt.

50. Een mens krijgt de dingen van Karma. Waarom zou hij roepen en tieren? Al worden ze ertoe aangezet, bloemen en vruchten duren niet langer dan de hun toegewezen tijd. Zo is het ook het geval met het Karma van vorige levens.

51. Gedrag noch afkomst, geleerdheid noch kennis, eigenschappen noch de zuiverheid van het zaad gedijen in de mens. Zoals in het geval van bomen, gedijen goede daden in de mens door versterving.

52. Een mens komt met de dood in aanraking waar er een doder is en met rijkdommen waar er overvloed is. Geleid door Karma gaat de mens naar de respectieve plaatsen.

53-56. Zoals een kalf zijn moeder herkent te midden van duizend koeien, zo benadert ook het vorige Karma de doener. Geniet uw verdiensten, O dwaas! Waarom zoudt ge u gegriefd voelen? Wat ge nu doet, zal u hierna beslist volgen of het nu goed is of slecht.

57. Wie verdorven en gemeen is, ziet andermans fouten, al zijn ze maar zo groot als een mosterdzaad. Ze zien hun eigen fouten niet of doen alsof ze ze niet zien al zijn ze zo groot als een slijmappel (bhilvavrucht).

58. O brahmaan, nergens vinden ze geluk, die bezoedeld zijn door lust en haat. Na zorgvuldige overweging zie ik dat er plezier is waar er verlichte zaligheid is.

59. Gehechtheid is de oorzaak van het lijden, aangezien vrees volgt in het voetspoor van gehechtheid. Wie gehechtheid verfoeit, is dan ook gelukkig.

60. Het lichaam is de verblijfplaats van lijden en geluk. Het leven en het lichaam worden tezamen geboren.

61. Plezier en pijn kunnen gemakkelijk worden omschreven. Wat in het bezit van anderen gaat, is lijden, wat in zijn eigen bezit blijft, is plezier.

62. Na plezier komt pijn en na pijn komt plezier. Plezier en pijn draaien rond als wielen in het leven van een mens.

63. Wat voorbij is, is voor eeuwig weg; als iets moet gebeuren, is het nog veraf. Wie alleen om het nu geeft, is vrij van zorgen.